opeenstapelen
Uiterlijk
- op·een·sta·pe·len
- samenstelling van opeen bw en stapelen ww
opeenstapelen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opeenstapelen |
stapelde opeen |
opeengestapeld |
zwak -d | volledig |
- op elkaar leggen of zetten zodat een grotere stapel ontstaat
- Laten we de borden eerst opeenstapelen voordat ze worden afgeruimd.
- (figuurlijk) wederkerend meerdere problemen die samen een steeds groter probleem vormen
- De financiële problemen van dit bedrijf stapelen zich steeds verder opeen.
- Het woord opeenstapelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 13
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Wederkerend werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal