opdrachtgever

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·dracht·ge·ver
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstellende afleiding van opdracht en de stam van geven met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord opdrachtgever opdrachtgevers
verkleinwoord opdrachtgevertje opdrachtgevertjes

Zelfstandig naamwoord

opdrachtgever m

  1. (economie) iemand die opdrachten geeft; iemand die een bestelling doet
    • Mijn opdrachtgever verwacht onmogelijke dingen van mij. 
     Dat ze nu in onderhandeling waren met het ministerie en de overheid kon misschien vreemd overkomen aangezien de stad Stockholm de eigenlijke opdrachtgever was.[1]
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044628142
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be