opdonderden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: opdonderden (hulp, bestand)
Woordafbreking
- op·don·der·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
opdonderen |
opdonderden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opdonderen
- ...dat wij opdonderden.
- ...dat jullie opdonderden.
- ...dat zij opdonderden.
- ...dat wij opdonderden.