opdikkend
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·dik·kend
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van op bw en dikkend bn
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | opdikkend | opdikkender | opdikkendst |
verbogen | opdikkende | opdikkendere | opdikkendste |
partitief | opdikkends | opdikkenders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
opdikkend [1]
- dikker makend
Gangbaarheid
- Het woord opdikkend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opdikkend" herkend door:
57 % | van de Nederlanders; |
57 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be