opdelen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·de·len
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van op en delen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opdelen |
deelde op |
opgedeeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
opdelen
- overgankelijk ~ in geheel in stukken verdelen
- Aan het eind van de 18e eeuw werd Polen opgedeeld tussen zijn buren.
- ▸ De projectmanager van elke grote touroperator deelt zijn bestemmingen op in zones.[1]
Gangbaarheid
- Het woord opdelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "opdelen" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ “ (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 96 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %