opdagen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van opdagen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		opdagen			op te dagen
	toekomend		zullen opdagen op zullen dagen			te zullen opdagen op te zullen dagen
voltooid	tegenwoordig		zijn opgedaagd			te zijn opgedaagd
	toekomend		opgedaagd zullen zijn			opgedaagd te zullen zijn
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	opdagend		opgedaagd			ev. daag op	mv. verouderd daagt op	dage op (bijzin) opdage
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	daag op	daagt op	daagt op	daagt op	daagt op	dagen op	dagen op	dagen op
verleden (o.v.t.)	daagde op	daagde op	daagde op	daagde op	daagde op	daagden op	daagden op	daagden op
toekomend (o.t.t.t.)	zal opdagen	zult/zal opdagen	zult/zal opdagen	zult opdagen	zal opdagen	zullen opdagen	zullen opdagen	zullen opdagen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou opdagen	zou opdagen	zou(dt) opdagen	zoudt opdagen	zou opdagen	zouden opdagen	zouden opdagen	zouden opdagen
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	opdaag	opdaagt	opdaagt	opdaagt	opdaagt	opdagen	opdagen	opdagen
verleden (o.v.t.)	opdaagde	opdaagde	opdaagde	opdaagde	opdaagde	opdaagden	opdaagden	opdaagden
toekomend (o.t.t.t.)	zal opdagen op zal dagen	zult/zal opdagen op zult/zal dagen	zult/zal opdagen op zult/zal dagen	zult opdagen op zult dagen	zal opdagen op zal dagen	zullen opdagen op zullen dagen	zullen opdagen op zullen dagen	zullen opdagen op zullen dagen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou opdagen op zou dagen	zou opdagen op zou dagen	zou(dt) opdagen op zou(dt) dagen	zoudt opdagen op zoudt dagen	zou opdagen op zou dagen	zouden opdagen op zouden dagen	zouden opdagen op zouden dagen	zouden opdagen op zouden dagen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben opgedaagd	bent opgedaagd	bent/is opgedaagd	zijt opgedaagd	is opgedaagd	zijn opgedaagd	zijn opgedaagd	zijn opgedaagd
verleden (v.v.t.)	was opgedaagd	was opgedaagd	was opgedaagd	waart opgedaagd	was opgedaagd	waren opgedaagd	waren opgedaagd	waren opgedaagd
toekomend (v.t.t.t.)	zal opgedaagd zijn	zal/zult opgedaagd zijn	zult/zal opgedaagd zijn	zult opgedaagd zijn	zal opgedaagd zijn	zullen opgedaagd zijn	zullen opgedaagd zijn	zullen opgedaagd zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou opgedaagd zijn	zou opgedaagd zijn	zou/zoudt opgedaagd zijn	zoudt opgedaagd zijn	zou opgedaagd zijn	zouden opgedaagd zijn	zouden opgedaagd zijn	zouden opgedaagd zijn