opcenten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·cen·ten
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord opcenten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de opcentenmv

  1. verhoging van een belasting ten behoeve van provincie of gemeente
     De coalitie stelt dat het de rekening van bezuinigingen door het Rijk niet bij de belastingbetaler wil neerleggen: 'Noord-Holland is en blijft de provincie met de laagste opcenten op de motorrijtuigenbelasting.'[2]
     Bij de provincies is juist sprake van een lichte daling (0,4 procent) van de te verwachten heffingsinkomsten. Provincies hebben dit jaar bijna 1,5 miljard euro aan inkomsten uit de opcenten motorrijtuigenbelasting begroot.[3]
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

57 % van de Nederlanders;
45 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. opcenten op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink Weblink bron “'Geen nieuwe megastallen in Noord-Holland'” (11-04-2011), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron “Gemeenten verwachten wederom meer binnen te halen door heffingen” (22-01-2013), Tubantia
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be