opaten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·aten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
opeten |
opaten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opeten
- ...dat wij opaten.
- ...dat jullie opaten.
- ...dat zij opaten.
- ...dat wij opaten.
vervoeging van |
---|
opeten |
opaten