oosterkim

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • oos·ter·kim
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord oosterkim oosterkimmen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

oosterkim v [1]

  1. de oostelijke horizon waar de zon opkomt
     Op uitnodiging van loge De Oosterkim verzorgt Huib Lazet woensdag 22 juni (aanvang 19.45 uur) een openbare lezing in het Koetshuis aan de Marktstraat over de vrijmetselarij. In woord en beeld vertelt hij meer over de geschiedenis van de vrijmetselaars.[2]
     Als morgenster fonkelt hij in alle vroegte aan de oosterkim, met de kleurschakering van de regenboog. Als een heraut die het sterven van de nacht aankondigt. Een troubadour die de doorbraak van de dag bezingt. De intocht van het licht![3]
Synoniemen

Gangbaarheid

38 % van de Nederlanders;
32 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “Lezing over vrijmetselaars in Oldenzaal” (18-06-2016), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron
    dr. A. de Reuver
    “„Ons horloge loopt voor, Gods genadetijd loopt secuur gelijk”” (23-12-2010), Reformatorisch Dagblad
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be