ooibos

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ooi·bos
Woordherkomst en -opbouw
  • samenstelling van bos en een element ooi, dat niet aan de ooi verwant is maar aan het Duitse Au dat ook het laaste deel van landouw vormt en ook de betekenis landouw of beemd heeft.
enkelvoud meervoud
naamwoord ooibos ooibossen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het ooiboso

  1. een bos dat langs rivieren groeit op de strook land aan weerszijden ervan die regelmatig overstroomt.
    • Zulke ooibossen bestaan uit wilgen en populieren, die bestand zijn tegen overstromingen. Op hogere plekken in de ooibossen staan eiken, essen en iepen.[1] 
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

40 % van de Nederlanders;
39 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen