oogwit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- oog·wit
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van oog en wit
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oogwit | oogwitten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het oogwit o
- (anatomie) de harde witte schaal die het merendeel van het oog omgeeft
- Zijn oogwit zag er wat bloedoorlopen uit.
Synoniemen
- [1] sclera, harde oogrok
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord oogwit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oogwit" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be