oogvocht
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- oog·vocht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van oog en vocht [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oogvocht | oogvochten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het oogvocht o
- vocht dat aan de buitenkant van het oog zit
- Googles zusterbedrijf Verily werkt samen met Novartis om een slimme contactlens te ontwikkelen die bloedsuiker meet in het oogvocht van diabetespatiënten. Zo’n lens zou in de plaats kunnen komen van andere manieren om bloedsuikers te meten, bijvoorbeeld van de bloedprikken die nu gebruikelijk zijn.[2]
- vocht dat inwendig in het oog zit het kamervocht
Synoniemen
- [1] traanvocht, traan, tranen
Gangbaarheid
- Het woord oogvocht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oogvocht" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Wouter van Noort 7 augustus 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be