oogvocht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • oog·vocht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord oogvocht oogvochten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het oogvochto

  1. vocht dat aan de buitenkant van het oog zit
    • Googles zusterbedrijf Verily werkt samen met Novartis om een slimme contactlens te ontwikkelen die bloedsuiker meet in het oogvocht van diabetespatiënten. Zo’n lens zou in de plaats kunnen komen van andere manieren om bloedsuikers te meten, bijvoorbeeld van de bloedprikken die nu gebruikelijk zijn.[2] 
  2. vocht dat inwendig in het oog zit het kamervocht
Synoniemen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Wouter van Noort 7 augustus 2016
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be