ooglijk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- oog·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ooglijk | ooglijker | ooglijkst |
verbogen | ooglijke | ooglijkere | ooglijkste |
partitief | ooglijks | ooglijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
ooglijk [2]
- prettig om naar te kijken
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord ooglijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ooglijk" herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
57 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ ooglijk op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be