onzuiverheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·zui·ver·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onzuiverheid | onzuiverheden |
verkleinwoord | onzuiverheidje | onzuiverheidjes |
Zelfstandig naamwoord
- de mate waarin iets vervuild is
- (figuurlijk) de mate waarin iemands motieven en handelingen moreel verwerpelijk zijn
- ▸ Wat is het voornaamste en eerste doel van deze drie? Natuurlijk de eigen verbetering en loutering. Alleen naar dit doel kunnen wij altijd onafhankelijk van alle omstandigheden streven. Maar tegelijkertijd verlangt juist dit doel van ons de grootste inspanningen, en daarom laten we, misleid door onze trots, dit doel links liggen en richten we ons ofwel op het mysterie dat wij vanwege onze onzuiverheid niet kunnen waarnemen, ofwel op de verbetering van de mensheid, terwijl wijzelf een voorbeeld zijn van laagheid en losbandigheid.[2]
- de mate waarin iets slordig is
- ▸ PSV moest winnen om de kansen op de volgende ronde in eigen hand te houden. Het elftal van Roger Schmidt speelde uiterst geconcentreerd, bouwde aan de ene na de andere aanval, maar kreeg door onzuiverheid in de laatste pass telkens geen speler vrij voor het doel.[3]
- iets dat vuil en smerig is
Synoniemen
- [1] troebelheid, vuilheid
- [2] onkuisheid
- [3] smetstof
Vertalingen
1. de mate waarin iets vervuild is
Gangbaarheid
- Het woord onzuiverheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028251151
- ↑ Weblink bron “Geconcentreerd PSV overwintert in Europa dankzij knappe zege bij Granada” (03-12-2020), NOS