onzalig
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·za·lig
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘ellendig’ voor het eerst aangetroffen in 1561 [1]
- met het voorvoegsel on- en met het achtervoegsel -zalig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onzalig | onzaliger | onzaligst |
verbogen | onzalige | onzaligere | onzaligste |
partitief | onzaligs | onzaligers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
onzalig
- een onzalig idee is een heel slecht idee
- De burgemeester had het onzalige plan om een weg dwars door de stad te laten aanleggen.
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord onzalig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "onzalig" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "onzalig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ onzalig op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be