onwaardigheid
Uiterlijk
- on·waar·dig·heid
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | onwaardigheid | onwaardigheden |
| verkleinwoord |
de onwaardigheid v
- gedrag dat geen respect verdient
- ▸ Vronski besefte de grootheid van de ander en zijn eigen onwaardigheid, diens recht en zijn eigen rechteloosheid.[1]
- ▸ 'Onwaardigheid bestrijden zonder zelf je waardigheid te verliezen' De toespraak van Eberhard van der Laan tijdens de Holocaust-herdenking, werd beantwoord met een applaus. De burgemeester van Amsterdam maakte deze week bekend dat hij ernstig ziek is.[2]
- (juridisch) gedrag waardoor men het recht op een erfenis verliest
1. gedrag dat geen respect verdient
- Het woord onwaardigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “Anna Karenina”
(1877), G.A. van Oorschot
, ISBN 9789028276062 - ↑
Weblink bron “'Onwaardigheid bestrijden zonder zelf je waardigheid te verliezen'” (29-01-2017), NOS
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 13
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -heid in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Juridisch in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal