onvoldaanheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·vol·daan·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onvoldaanheid onvoldaanheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

onvoldaanheid v [1]

  1. de mate waarin iemand onbevredigd en ontevreden is
     Dan zijn eigen onvoldaanheid over zijn werk en de vage hoop hiervoor een middel tot verbetering te vinden.[2]
     Volgens het onderzoek ondervinden tussen de 600.000 en 800.000 Nederlanders ernstige hinder van verkeerslawaai. Ze zijn boos en hebben gevoelens van afkeer, onbehagen en onvoldaanheid. Nog eens 300.000 mensen hebben slaapproblemen door verkeerslawaai.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen