onverhoopt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ver·hoopt
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onverhoopt onverhoopter onverhooptst
verbogen onverhoopte onverhooptere onverhooptste
partitief onverhoopts onverhoopters -

Bijvoeglijk naamwoord

onverhoopt

  1. waarvan je niet hoopt dat het gebeurt, maar waarvoor je wel bang bent dat het zou kunnen gebeuren
    • Een politicus is een volksvertegenwoordiger en dus afhankelijk van de gunst van het volk. Wie zijn baan opzegt om zich daarvoor verkiesbaar te stellen, loopt het risico dat die functie tijdelijk is. Daarom kan iedere politicus gebruik maken van een wachtgeldregeling als aan het vertegenwoordigen van het volk onverhoopt een eind komt. Dat begrijpt iedereen. (Henk Slechte NRC 30 januari 2016) 
     Hierdoor vroeg ik me af wat ik mijn kinderen zou nalaten mocht ik onverhoopt eerder dan verwacht komen te overlijden.[1]
  2. waarvan je niet durft te hopen dat het gaat gebeuren, wat beter gaat dan je dacht
    • Benjamin – bleek, klein, open blik – is iemand bij wie een bedachtzaam betoog soms abrupt overgaat in gegrinnik. Bijvoorbeeld als zich onverhoopt een woordspeling aandient. ( Mischa Spel 24 september 2015) 
Synoniemen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be