ontucht
Uiterlijk
- on·tucht
- In de betekenis van ‘onkuisheid’ voor het eerst aangetroffen in 1625 [1]
- Afgeleid van tucht met het voorvoegsel on-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ontucht | - |
verkleinwoord | - | - |
- (seksualiteit) seks die tegen de heersende moraal ingaat
- Er is gisteren een 34-jarige man opgepakt wegens het plegen van ontucht.
- ontucht plegen
1. seks die tegen de heersende moraal ingaat
ontucht plegen
- Het woord ontucht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ontucht" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "ontucht" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Voorvoegsel on- in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Seksualiteit in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 97 %
- Prevalentie Vlaanderen 95 %