ontstijgen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·stij·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ontstijgen
ontsteeg
ontstegen
klasse 1 volledig

Werkwoord

ontstijgen

  1. overgankelijk iets overtreffen, meer of beter worden dan iets
    • De band weet niet de middelmaat te ontstijgen. 
  2. overgankelijk voorbij de grenzen van iets gaan
    • De kosten ontstegen ons budget. 
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be