ontsta

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·sta

Werkwoord

vervoeging van
ontstaan

ontsta

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontstaan
    • Ik ontsta. 
  2. gebiedende wijs van ontstaan
    • Ontsta! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontstaan
    • Ontsta je? 
  4. aanvoegende wijs van ontstaan