ontsluiting

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·slui·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ontsluiting ontsluitingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de ontsluitingv

  1. het ontsluiten
    1. (medisch) het zich openen van de baarmoedermond voor een geboorte
    2. (geologie) insnijding in het aardoppervlak die toegang geeft tot gewoonlijk bedekte bodemlagen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen