ontsluiert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·slui·ert

Werkwoord

vervoeging van
ontsluieren

ontsluiert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontsluieren
    • Jij ontsluiert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontsluieren
    • Hij ontsluiert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontsluieren
    • Ontsluiert!