ontliep

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·liep

Werkwoord

vervoeging van
ontlopen

ontliep

  1. enkelvoud verleden tijd van ontlopen
    • Ik ontliep. 
    • Jij ontliep. 
    • Hij, zij, het ontliep. 

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be