ontijzeren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·ij·ze·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ontijzeren
ontijzerde
ontijzerd
zwak -d volledig

Werkwoord

ontijzeren

  1. overgankelijk (scheikunde) van opgelost ijzer ontdoen
      Op grootere diepte komende zal het water dikwijls ijzerhoudend zijn, terwijl het overigens drinkbaar is. Wanneer het water sterk ijzerhoudend is moet het ontijzerd worden.[1]
  2. overgankelijk (paardrijden) de hoefijzers afnemen van een paard [2]
     Bedenk dat de ongemakken die na het ontijzeren kunnen optreden, voortkomen uit het (jarenlang) beslagen geweest zijn in combinatie met de hoefbevangenheid en niet uit het ontijzeren.[3]
  3. overgankelijk (verouderd) boeien verwijderen van een gevangene[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron
    Berckel, H. van
    “Spoorwegbouw en -onderhoud” (1906), Tjeenk Willink
  2. 2,0 2,1 Bronlink Weblink bron
    Weiland P.
    “Nederduitsch taalkundig woordenboek.” (1799)
  3. Bronlink Weblink bron “Hoefbevangenheid” (2022), ChezChevaus.eu