onteren
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ont·eren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
onteren |
onteerde |
onteerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
onteren
- overgankelijk iemand van zijn of haar eer beroven
- En er kwamen Babyloniers tot haar om liefdesgemeenschap met haar te hebben; zij onteerden haar met hun ontucht, en toen zij door hen onteerd was, keerde zij zich van hen af.[1]
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1
Gangbaarheid
- Het woord onteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "onteren" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Ezechiël 23: 17
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel ont- in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Onscheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 97 %
- Prevalentie Vlaanderen 93 %