ontbonden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·bon·den
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
ontbinden

ontbonden

  1. meervoud verleden tijd van ontbinden
    • Wij ontbonden. 
    • Jullie ontbonden. 
    • Zij ontbonden. 
  2. voltooid deelwoord van ontbinden