ontbiedt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·biedt

Werkwoord

vervoeging van
ontbieden

ontbiedt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontbieden
    • Jij ontbiedt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontbieden
    • Hij ontbiedt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontbieden
    • Ontbiedt!