onrijm

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·rijm
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van rijm met het voorvoegsel on-
enkelvoud meervoud
naamwoord onrijm
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

onrijm o [1]

  1. proza
     Een derde artikel behandelt zijn roman ”Laurens Arminius”, samenspraken over de auteur en een aantal tijdgenoten „in onrijm en rijm.” Weyerman blijkt onmisbaar voor wie de achttiende eeuw van binnenuit wil leren kennen.[2]
  2. niet rijmend gedicht
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

42 % van de Nederlanders;
48 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    Drs. G. C. de Waard
    “Verbetering van het individu en de wereld” (23-10-2002), Reformatorisch Dagblad
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be