onopmerkzaam
Uiterlijk
- on·op·merk·zaam
- afleiding van opmerkzaam met het voorvoegsel on-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onopmerkzaam | onopmerkzamer | onopmerkzaamst |
verbogen | onopmerkzame | onopmerkzamere | onopmerkzaamste |
partitief | onopmerkzaams | onopmerkzamers | - |
onopmerkzaam [1]
- geen aandacht hebbend
- ▸ Ik vraag me zelfs af: was hij daar misschien om dezelfde reden als ik? Om de bomen te zien? Ik ben zo onopmerkzaam.[2]
- Het woord onopmerkzaam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jesse Ball“Het duikersspel” (2020), Em. Querido's Uitgeverij , ISBN 9789021417974