onnauwkeurig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·nauw·keu·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onnauwkeurig onnauwkeuriger onnauwkeurigst
verbogen onnauwkeurige onnauwkeurigere onnauwkeurigste
partitief onnauwkeurigs onnauwkeurigers -

Bijvoeglijk naamwoord

onnauwkeurig

  1. niet precies
    • De timmerman werkte heel onnauwkeurig waardoor de ramen en deuren niet goed kon sluiten. 
Antoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be