onmogelijk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: onmogelijk (hulp, bestand)
Woordafbreking
- on·mo·ge·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onmogelijk | onmogelijker | onmogelijkst |
verbogen | onmogelijke | onmogelijkere | onmogelijkste |
partitief | onmogelijks | onmogelijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
onmogelijk
- niet te verwezenlijken
- ▸ `Heeft het hotel een nieuwe eigenaar?' vroeg ik.
`Onlangs is Grand Hotel Europa overgegaan in Chinese handen,' zei hij. 'De nieuwe eigenaar heet meneer Wang. Het gaat om een recente ontwikkeling die we op dit moment onmogelijk kunnen beoordelen.[1] - ▸ Ook op Natuurlijk Glamping, een luxueuze pop-upcamping in Flevoland, hoef je niet lang te zoeken naar de verhalen over wat corona allemaal onmogelijk heeft gemaakt. Hier zomaar drie voorbeelden:[2]
- ▸ `Heeft het hotel een nieuwe eigenaar?' vroeg ik.
Antoniemen
Vertalingen
1. niet te verwezenlijken
Gangbaarheid
- Het woord onmogelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "onmogelijk" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 16
- ↑
Weblink bron “De camping in plaats van de Olympische Spelen: ‘Dit is natuurlijk het andere uiterste’” (24 juli 2020), de Volkskrant
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be