onlesbaar
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·les·baar
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling van lessen met het voorvoegsel on- met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onlesbaar | onlesbaarder | onlesbaarst |
verbogen | onlesbare | onlesbaardere | onlesbaarste |
partitief | onlesbaars | onlesbaarders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
onlesbaar [1]
- een niet te bevredigen dorst
- (figuurlijk) een niet te bevredigen verlangen of behoefte
- ▸ Respect voor de wetenschap betekent niet dat we het gezond verstand maar thuis moeten laten. De dorst naar gediplomeerde waarheidssprekers is onlesbaar - ook bij ons, in de ernstige journalistiek. Ook wij volgen niet langer de kerk, wel de professor.[2]
Synoniemen
Vertalingen
1. een niet te bevredigen dorst
Gangbaarheid
- Het woord onlesbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "onlesbaar" herkend door:
23 % | van de Nederlanders; |
24 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron “Zonder professoren” (4 mei 2013), de Volkskrant
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel on- in het Nederlands
- Achtervoegsel -baar in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 23 %
- Prevalentie Vlaanderen 24 %