ongezuurd

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ge·zuurd
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen ongezuurd
verbogen ongezuurde
partitief ongezuurds

Bijvoeglijk naamwoord

ongezuurd [1]

  1. van brood: dat er geen gist is gebruikt bij de bereiding
    • Een tortilla is een ongezuurd, plat en dun brood, een enchilada een opgerolde maïstortilla gevuld met kaas en vlees, een taco een gevouwen kleine tortilla en een fajita een gerecht van reepjes kip of rundvlees met uien en pepers. [2] 
    • Tijdens Pesach herdenken de Joden de uittocht van het volk Israël uit Egypte. Daarbij worden ongezuurd brood gegeten. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen