ongewis
Uiterlijk
- on·ge·wis
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ongewis | ongewisser | ongewist |
verbogen | ongewisse | ongewissere | ongewiste |
partitief | ongewis | ongewissers | - |
ongewis
- onzeker
- Hij ging na zijn ontslag een ongewisse toekomst tegemoet.
- Of hij wel of niet zou komen opdagen was een ongewisse zaak.
- Het woord ongewis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ongewis" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be