ongepast

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ge·past
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ongepast ongepaster (ongepastst) *
verbogen ongepaste ongepastere (ongepastste) *
partitief ongepasts ongepasters -

Bijvoeglijk naamwoord

ongepast

  1. niet gepast, niet geschikt voor een situatie
    • Die opmerking is ongepast. 
    • De vrouw vindt niet dat ze de schuld moet dragen voor een systeem. Op de vraag of ze spijt heeft van haar reactie, antwoordt de telefoniste: ,,Laten we zeggen dat het ongepast was.” De telefoniste zou volgens haar advocaat gemiddeld 2000 telefoontjes per dag verwerken. [1] 
  2. van kleding, niet geprobeerd of het de juiste grootte heeft
    • Ik heb de broek ongepast gekocht. 
Opmerkingen
  • Omdat "-stst" moeilijk is uit te spreken en te verstaan kan voor de overtreffende trap beter de omschrijving "meest ongepast(e)" worden gebruikt. [2] [3]
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Tubantia 15-05-18 Telefoniste die stervende vrouw uitlachte: 'Kwam door werkdruk'
  2. Bronlink geraadpleegd op 2 mei 2021 Weblink bron
    W. Haeseryn e.a.
    “6.4.3.1.2 Omschrijving van de trappen van vergelijking met meer en meest.” (januari 2019), punt 4 op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
  3. Bronlink geraadpleegd op 2 mei 2021 Weblink bron “Omschreven trappen van vergelijking (algemeen)”, punt 3. op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be