ongeneeslijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ge·nees·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ongeneeslijk ongeneeslijker ongeneeslijkst
verbogen ongeneeslijke ongeneeslijkere ongeneeslijkste
partitief ongeneeslijks ongeneeslijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

ongeneeslijk

  1. (medisch) (van een patiënt of ziekte) niet door medisch handelen weer gezond kunnen worden, maar hoeft er ook niet aan dood te gaan
    • Longkanker is helaas meestal een ongeneeslijke aandoening. 
    • Eigenwijsheid is meestal ook therapieresistent en daardoor ongeneeslijk. 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be