ongeneeslijk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·ge·nees·lijk
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van genezen met het voorvoegsel on- en met het achtervoegsel -lijk
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ongeneeslijk | ongeneeslijker | ongeneeslijkst |
verbogen | ongeneeslijke | ongeneeslijkere | ongeneeslijkste |
partitief | ongeneeslijks | ongeneeslijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
ongeneeslijk
- (medisch) (van een patiënt of ziekte) niet door medisch handelen weer gezond kunnen worden, maar hoeft er ook niet aan dood te gaan
- Longkanker is helaas meestal een ongeneeslijke aandoening.
- Eigenwijsheid is meestal ook therapieresistent en daardoor ongeneeslijk.
Gangbaarheid
- Het woord ongeneeslijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ongeneeslijk" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 12
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel on- in het Nederlands
- Achtervoegsel -lijk in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 97 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %