ongel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

1. Deze ongel komt van een varken.
Uitspraak
Woordafbreking
  • on·gel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ongel -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de ongelv / m

  1. vet uit de ingewanden van vee
    Dit vet kon worden gebruikt als smeermiddel, als brandstof of bij het bereiden van voedsel.
    • Het flakkerlicht der dagelijkse kaars vaagde met de roetwalm van haar ongel de uitdrukking zijner teleurstelling weg, zo het heersende schemer een in zijn onrust hier verdoolde aan de schelle dag meteen hergaf. [2]
Hyperoniemen
Hyponiemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • kaarsen van ongel maken
    iets willen doen wat niet kan

Gangbaarheid

10 % van de Nederlanders;
14 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen