ongehoorzaamheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ge·hoor·zaam·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ongehoorzaamheid ongehoorzaamheden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de ongehoorzaamheidv

  1. het niet opvolgen van opgelegde regels; het niet opvolgen van bevelen
     Onze complete misdadigheid beperkte zich tot onwettig affiches ophangen, demonstreren zonder politietoestemming, ongehoorzaamheid ten opzichte van de politie, scheldwoorden ((belediging') gericht tegen dezelfde politie gepaard aan gewelddadig verzet wanneer de agenten optraden tegen de scheldwoorden.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044633535