ongehavend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

niet helemaal ongehavend van de weg geraakt
Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ge·ha·vend
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ongehavend ongehavender ongehavendst
verbogen ongehavende ongehavendere ongehavendste
partitief ongehavends ongehavenders -

Bijvoeglijk naamwoord

ongehavend [2]

  1. zonder schade, helemaal intact
    • Het Wehliye-hotel doorstond de explosie vrijwel ongehavend, maar een nabijgelegen huis raakte zwaar beschadigd.[3] 
    • Maar ondanks dat ze weer thuis is, ziet ze er nog niet florissant uit. "Mijn ziekenboeg is onderweg naar Samui", schrijft Angela bij een foto waarop Nona te zien is met haar man Rob. En wat blijkt? Ook Rob is niet ongehavend uit de reis gekomen. Zijn rechterelleboog en beide polsen zitten in het verband. Wat er met hem gebeurd is, is niet duidelijk.[4] 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen