ongeestig
Uiterlijk
- on·gees·tig
| stellend | vergrotend | overtreffend | |
|---|---|---|---|
| onverbogen | ongeestig | ongeestiger | ongeestigst |
| verbogen | ongeestige | ongeestigere | ongeestigste |
| partitief | ongeestigs | ongeestigers | - |
ongeestig [1]
- zonder enige vorm van geestigheid
- .'Maxima is helaas geen Duitse, maar wij hebben wel veel Duitse vrienden', zegt hij niet ongeestig over de keus van de kroonprins.[2]
- Het woord ongeestig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ongeestig" herkend door:
| 73 % | van de Nederlanders; |
| 84 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ volkskrant.nl, 30-04-2005
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be