onfortuinlijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·for·tuin·lijk
Woordherkomst en -opbouw

afleiding van fortuin met met het voorvoegsel on- en met het achtervoegsel -lijk

stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onfortuinlijk onfortuinlijker onfortuinlijkst
verbogen onfortuinlijke onfortuinlijkere onfortuinlijkste
partitief onfortuinlijks onfortuinlijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

onfortuinlijk

  1. met veel pech, zonder geluk
    • Het is gemakkelijk om stoere taal te spreken. Maar dat gaat voorbij aan de politieke realiteit in Europa. Een Grexit zou zeer onfortuinlijk en kostbaar zijn in een tijd waarin de economie zich slechts wankelend herstelt met behulp van monetaire paardenmiddelen. Een onwillig en onbetrouwbaar Griekenland buiten de euro maar binnen de EU is onwerkbaar en riskant.(NRC 17 februari 2015) 
    • Een onfortuinlijk klokdiertje kwam 200 miljoen jaar geleden vast te zitten in een cocon van een bloedzuiger waar nu de zuidpool ligt. De cocon verhardde en versteende later, met de eencellige er nog in. (Lucas Brouwers NRC 8 december 2012) 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be