onfeilbaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·feil·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onfeilbaar onfeilbaarder onfeilbaarst
verbogen onfeilbare onfeilbaardere onfeilbaarste
partitief onfeilbaars onfeilbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

onfeilbaar

  1. niet kunnen falen, altijd goed werkend
    • De zogenaamde onfeilbare kerncentrale was toch minder veilig dan altijd werd gedacht. 
    • Toen de onfeilbaare leraar een fout maakte dachten alle leerlingen dat ze hem niet goed hadden verstaan. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be