onenigheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·enig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onenigheid onenigheden
verkleinwoord onenigheidje onenigheidjes

Zelfstandig naamwoord

de onenigheidv

  1. het niet met elkaar eens zijn; een verschillende mening hebben
    • De twee landen hebben al vele jaren onenigheid over de loop van de grens. 
Verwante begrippen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be