onderzoeksobject

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·der·zoeks·ob·ject
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onderzoeksobject onderzoeksobjecten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het onderzoeksobjecto

  1. datgene dat of diegene die onderzocht wordt
     De 25ste editie van Lowlands staat in het teken van feest, maar ook van wetenschap. Voor het derde jaar op rij voeren onderzoekers van universiteiten op het terrein experimenten uit. Het onderzoeksobject: festivalgangers.[1]
     Drielingbroers waren onderzoeksobject (en dat wisten ze niet)[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 25 september 2022 Weblink bron “Lowlandsgangers typen samen een verhaal. Met hun hersengolven.” (18 augustus 2017), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 25 september 2022 Weblink bron “Drielingbroers waren onderzoeksobject (en dat wisten ze niet)” (Vrijdag 17 mei 2019), NOS