onderscheidenlijk
Uiterlijk
- on·der·schei·den·lijk
- onderscheiden met het achtervoegsel -lijk
stellend | |
---|---|
onverbogen | onderscheidenlijk |
verbogen | onderscheidenlijke |
partitief | onderscheidenlijks |
onderscheidenlijk [1]
- respectievelijk, in de eerste opsomming wordt dezelfde volgorde aangehouden als in het tweede deel (in de voorbeeldzin horen dus provincie en provinciale staten bij elkaar en gemeente en gemeenteraad)
- Ook staat in hetzelfde bericht, bij wijze van uitleg, dat nu nog het college van B en W en de gemeenteraad “samen de baas” zijn. Dat is een wel erg vrije vertaling van artikel 125 Grondwet, waarin is vastgelegd: “Aan het hoofd van de provincie en de gemeente staan provinciale staten onderscheidenlijk de gemeenteraad.” Bij mijn weten is dit artikel niet buiten werking gesteld. [2]
- Het woord onderscheidenlijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ H.G. Cloudt NRC 3 oktober 1998