onderhandelaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·der·han·de·laar
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van onderhandelen met het achtervoegsel -aar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onderhandelaar | onderhandelaars onderhandelaren |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- iemand die onderhandelt
Verwante begrippen
Hyponiemen
- EG-onderhandelaar, EU-onderhandelaar, cao-onderhandelaar, hoofdonderhandelaar, medeonderhandelaar, regeringsonderhandelaar, toponderhandelaar, vakbondsonderhandelaar, vredesonderhandelaar, wapenonderhandelaar, werkgeversonderhandelaar
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord onderhandelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onderhandelaar" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be