onbreekbaar

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·breek·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onbreekbaar onbreekbaarder onbreekbaarst
verbogen onbreekbare onbreekbaardere onbreekbaarste
partitief onbreekbaars onbreekbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

onbreekbaar

  1. dat iets niet gebroken kan worden
    • Nadat hij weer een bord gebroken had tijdens de afwas, koos zijn vrouw voor een onbreekbaar servies. 
Antoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be