onbezocht

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·be·zocht
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen onbezocht
verbogen onbezochte
partitief onbezochts

Bijvoeglijk naamwoord

onbezocht [1]

  1. van iets of iemand dat er geen bezoek is afgelegd of dat er geen blik op is geworpen
    • Het Idfa wil een venster op de wereld bieden. Dat lukt. Bijna halverwege het festival is alvast één conclusie te trekken: in het programma van 280 films blijft geen uithoek onbezocht. [2] 
    • De aanleiding voor de expositie is het boek Heimwee naar Nederland, dat deze week verschijnt. Het boek bevat verhalen die Bril schreef na de vele reizen die hij maakte door Nederland. 'Geen dorp blijft onbesproken, geen visboer onbezocht', aldus de uitgever. 'Van de bakker op de hoek tot een bezoek aan de braderie.' Vele jaren trok Bril er in zijn auto op uit om Nederland te beschrijven. [3] 
    • „Zij hebben, zegge Isrel, van ouds my gekweld,/ Benaauwd van der jeugd aan, geploegd als een veld./ Toch hebben zy tegen my niet overmocht./ Maar rouw blijft mijn deel en mijn leed onbezocht.” [4] 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen