onbevredigdheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·be·vre·digd·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onbevredigdheid onbevredigdheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de onbevredigdheidv

  1. het niet tevreden zijn; het ontevredenzijn
     Welke Rus heeft niet bij het lezen van de beschrijving van de laatste periode van de veldtocht van 1812 een drukkend gevoel van ergernis, onbevredigdheid en onduidelijkheid ervaren?[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen